CMR

Verdrag betreffende de overeenkomst tot

Internationaal vervoer van goederen over de weg

CMR

Uitgave: sVa / Stichting Vervoeradres

Postbus 82118, 2508 EC ’s-Gravenhage

Statenplein 2, 2582 EW ’s-Gravenhage

Telefoon 070-306 67 00

Telefax 070-351 20 25

e-mail: bva@tmsbv.nl

Internet: www.vervoeradres.nl

S t i c h t i n g

Ve r v o e ra d re s

INHOUDSOPGAVE

CMR

pag.

Hoodstuk I Toepasselijkheid, art. 1 en 2 ........................................... 3

Hoofdstuk II Personen voor wie de vervoerder

aansprakelijk is, art. 3 ...................................................... 5

Hoofdstuk III Sluiting en uitvoering van de

vervoerovereenkomst, art. 4-16 ................................... 5

Hoofdstuk IV Aansprakelijkheid van de vervoerder, art. 17-29 ... 13

Hoofdstuk V Vorderingen in en buiten rechte,

waaronder arbitrage, art. 30-33 ................................... 21

Hoofdstuk VI Bepalingen nopens vervoer verricht door

opvolgende vervoerders, art. 34-40 ........................... 24

Hoofdstuk VII Nietigheid van bedingen in strijd met

het Verdrag, art. 41 ........................................................... 27

Hoofdstuk VIII Slotbepalingen, art. 42-51 .............................................. 27

2

VERDRAG BETREFFENDE DE OVEREENKOMST TOT

INTERNATIONAAL VERVOER

VAN GOEDEREN OVER DE WEG (CMR)

PREAMBULE

De Verdragsluitende Partijen,

Erkend hebbende het nut om de voorwaarden van de overeenkomst tot

internationaal vervoer van goederen over de weg, in het bijzonder voor

wat betreft de voor dit vervoer te gebruiken documenten en de aansprakelijkheid

van de vervoerder, op eenvormige wijze te regelen,

Zijn overeengekomen als volgt:

HOOFDSTUK I

Toepasselijkheid

Artikel 1

1. Dit Verdrag is van toepassing op iedere overeenkomst onder bezwarende

titel voor het vervoer van goederen over de weg door middel

van voertuigen, wanneer de plaats van inontvangstneming der goederen

en de plaats bestemd voor de aflevering, zoals deze zijn aangegeven

in de overeenkomst, gelegen zijn in twee verschillende landen,

waarvan tenminste één een bij het Verdrag partij zijnd land is, ongeacht

de woonplaats en de nationaliteit van partijen.

2. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt onder „voertuigen” verstaan:

de motorrijtuigen, gelede voertuigen, aanhangwagens en

opleggers, zoals deze zijn omschreven in artikel 4 van het Verdrag

nopens het wegverkeer van 19 september 1949.

3. Dit Verdrag is eveneens van toepassing, indien het vervoer, dat

binnen zijn werkingssfeer valt, wordt bewerkstelligd door Staten of

door Regeringsinstellingen of -organisaties.

4. Dit Verdrag is niet van toepassing:

3

a) op vervoer, bewerkstelligd overeenkomstig internationale postovereenkomsten,

b) op vervoer van lijken,

c) op verhuizingen.

5. De Verdragsluitende Partijen komen overeen, dat dit Verdrag niet

door bijzondere overeenkomsten, gesloten tussen twee of meer van

haar, zal worden gewijzigd, tenzij om aan de werking daarvan haar

grensverkeer te onttrekken of om voor vervoer, dat uitsluitend over

haar grondgebied plaats heeft, het gebruik van een der goederen

vertegenwoordigende vrachtbrief toe te staan.

Artikel 2

1. Wanneer het voertuig, waarin de goederen zich bevinden, over een

gedeelte van het traject wordt vervoerd over zee, per spoor, over de

binnenwateren of door de lucht, zonder dat de goederen – behoudens

ter toepassing van de bepalingen van artikel 14 – uit dat voertuig worden

uitgeladen, blijft dit Verdrag niettemin van toepassing op het

gehele vervoer. Voorzover evenwel wordt bewezen dat verlies,

beschadiging of vertraging in de aflevering van de goederen, ontstaan

tijdens het vervoer op andere wijze dan over de weg, niet is veroorzaakt

door een daad of nalatigheid van de wegvervoerder en voortspruit

uit een feit, dat zich alleen heeft kunnen voordoen tijdens en

tengevolge van het vervoer anders dan over de weg, wordt de aansprakelijkheid

van de wegvervoerder niet bepaald door dit Verdrag,

maar op de wijze waarop de aansprakelijkheid van de niet-wegvervoerder

zou zijn bepaald, zo een vervoerovereenkomst tussen de

afzender en de niet-wegvervoerder tot vervoer van de goederen

alleen zou zijn afgesloten overeenkomstig de wettelijke bepalingen

van dwingend recht betreffende het vervoer van goederen op die

andere wijze. Bij gebreke van dergelijke bepalingen wordt de aansprakelijkheid

van de wegvervoerder echter bepaald door dit Verdrag.

2. Indien de wegvervoerder zelf het gedeelte van het vervoer dat niet

over de weg plaatsvindt bewerkstelligt, wordt zijn aansprakelijkheid

eveneens bepaald volgens het eerste lid, als werden zijn hoedanigheden

van wegvervoerder en niet-wegvervoerder uitgeoefend door

twee verschillende personen.

4

HOOFDSTUK II

Personen voor wie de vervoerder aansprakelijk is

Artikel 3

Voor de toepassing van dit Verdrag is de vervoerder, als ware het voor

zijn eigen daden en nalatigheden, aansprakelijk voor de daden en nalatigheden

van zijn ondergeschikten en van alle andere personen, van wie

hij zich voor de bewerkstelliging van het vervoer bedient, wanneer deze

ondergeschikten of deze personen handelen in de uitoefening van hun

werkzaamheden.

HOOFDSTUK III

Sluiting en uitvoering van de vervoerovereenkomst

Artikel 4

De vervoerovereenkomst wordt vastgelegd in een vrachtbrief. De afwezigheid,

de onregelmatigheid of het verlies van de vrachtbrief tast noch

het bestaan noch de geldigheid aan van de vervoerovereenkomst, die

onderworpen blijft aan de bepalingen van dit Verdrag.

Artikel 5

1. De vrachtbrief wordt opgemaakt in drie oorspronkelijke exemplaren,

ondertekend door de afzender en de vervoerder. Deze ondertekening

kan worden gedrukt of vervangen door de stempels van de afzender

en de vervoerder, indien de wetgeving van het land, waar de vrachtbrief

wordt opgemaakt, zulks toelaat. Het eerste exemplaar wordt

overhandigd aan de afzender, het tweede begeleidt de goederen en

het derde wordt door de vervoerder behouden.

2. Wanneer de te vervoeren goederen moeten worden geladen in verschillende

voertuigen of wanneer het verschillende soorten goederen

of afzonderlijke partijen betreft, heeft de afzender of de ver-

5

voerder het recht om te eisen, dat er evenzoveel vrachtbrieven worden

opgemaakt als er voertuigen moeten worden gebruikt of als er

soorten of partijen goederen zijn.

Artikel 6

1. De vrachtbrief moet de volgende aanduidingen bevatten:

a) de plaats en de datum van het opmaken daarvan;

b) de naam en het adres van de afzender;

c) de naam en het adres van de vervoerder;

d) de plaats en de datum van inontvangstneming der goederen en

de plaats bestemd voor de aflevering der goederen;

e) de naam en het adres van de geadresseerde;

f) de gebruikelijke aanduiding van de aard der goederen en de

wijze van verpakking en, voor gevaarlijke goederen, hun algemeen

erkende benaming;

g) het aantal colli, hun bijzondere merken en hun nummers;

h) het bruto-gewicht of de op andere wijze aangegeven hoeveelheid

van de goederen;

i) de op het vervoer betrekking hebbende kosten (vrachtprijs, bijkomende

kosten, douanerechten en andere vanaf de sluiting van de

overeenkomst tot aan de aflevering opkomende kosten);

j) de voor het vervullen van douane- en andere formaliteiten nodige

instructies;

k) de aanduiding, dat het vervoer, ongeacht enig tegenstrijdig

beding, is onderworpen aan de bepalingen van dit Verdrag.

2. Als het geval zich voordoet, moet de vrachtbrief nog de volgende

aanduidingen bevatten:

a) het verbod van overlading;

b) de kosten, welke de afzender voor zijn rekening neemt;

c) het bedrag van het bij de aflevering van de goederen te innen

remboursement;

d) de gedeclareerde waarde der goederen en het bedrag van het bijzonder

belang bij de aflevering;

e) de instructies van de afzender aan de vervoerder voor wat betreft

de verzekering der goederen;

f) de overeengekomen termijn, binnen welke het vervoer moet zijn

volbracht;

6

g) de lijst van bescheiden, welke aan de vervoerder zijn overhandigd.

3. De partijen kunnen in de vrachtbrief iedere andere aanduiding,

welke zij nuttig achten, opnemen.

Artikel 7

1. De afzender is aansprakelijk voor alle kosten en schaden, welke door

de vervoerder worden geleden tengevolge van de onnauwkeurigheid

of de onvolledigheid:

a) van de aanduidingen, aangegeven in artikel 6, eerste lid onder b),

d), e), f), g), h) en j),

b) van de aanduidingen, aangegeven in artikel 6, tweede lid,

c) van alle andere aanduidingen of instructies, welke hij verstrekt

voor het opmaken van de vrachtbrief of om daarin te worden

opgenomen.

2. Indien de vervoerder op verzoek van de afzender de vermeldingen,

bedoeld in het eerste lid van dit artikel, in de vrachtbrief opneemt,

wordt hij behoudens tegenbewijs geacht voor rekening van de

afzender te handelen.

3. Indien de vrachtbrief niet de vermelding, bedoeld in artikel 6, eerste

lid onder k), bevat, is de vervoerder aansprakelijk voor alle kosten en

schaden, welke de rechthebbende op de goederen door deze nalatigheid

lijdt.

Artikel 8

1. Bij de inontvangstneming der goederen is de vervoerder gehouden

te onderzoeken:

a) de juistheid van de vermeldingen in de vrachtbrief met betrekking

tot het aantal colli en hun merken en nummers,

b) de uiterlijke staat van de goederen en hun verpakking.

2. Indien de vervoerder geen redelijke middelen ter beschikking staan

om de juistheid van de vermeldingen, bedoeld in het eerste lid onder

a) van dit artikel, te onderzoeken, tekent hij in de vrachtbrief met

7

redenen omkleed aan, welke voorbehouden hij maakt. Eveneens geeft

hij de redenen aan voor alle voorbehouden, welke hij maakt ten aanzien

van de uiterlijke staat van de goederen en van hun verpakking.

Deze voorbehouden verbinden de afzender niet, indien zij niet uitdrukkelijk

in de vrachtbrief door hem zijn aanvaard.

3. De afzender heeft het recht te eisen, dat de vervoerder het brutogewicht

of de op andere wijze uitgedrukte hoeveelheid der goederen

onderzoekt. Hij kan tevens een onderzoek van de inhoud der

colli eisen. De vervoerder kan de kosten van het onderzoek in rekening

brengen. Het resultaat van de onderzoekingen wordt in de

vrachtbrief neergelegd.

Artikel 9

1. De vrachtbrief levert volledig bewijs, behoudens tegenbewijs, van de

voorwaarden der overeenkomst en van de ontvangst van de goederen

door de vervoerder.

2. Bij gebreke van vermelding in de vrachtbrief van gemotiveerde voorbehouden

van de vervoerder wordt vermoed, dat de goederen en

hun verpakking in uiterlijk goede staat waren op het ogenblik van de

inontvangstneming door de vervoerder en dat het aantal colli en

hun merken en nummers in overeenstemming waren met de opgaven

in de vrachtbrief.

Artikel 10

De afzender is jegens de vervoerder aansprakelijk voor de schade aan

personen, materiaal of aan andere goederen en de kosten, welke voortspruiten

uit de gebrekkige verpakking van de goederen, tenzij de gebrekkigheid

zichtbaar of aan de vervoerder bekend was op het ogenblik van

de inontvangstneming en de vervoerder te dien aanzien geen voorbehouden

heeft gemaakt.

8

Artikel 11

1. Ter voldoening aan douane- en andere formaliteiten, welke vóór de

aflevering van de goederen moeten worden vervuld, moet de afzender

de nodige bescheiden bij de vrachtbrief voegen of ter beschikking

van de vervoerder stellen en hem alle gewenste inlichtingen

verschaffen.

2. De vervoerder is niet gehouden de nauwkeurigheid en de volledigheid

van deze bescheiden en inlichtingen te onderzoeken. De afzender is

jegens de vervoerder aansprakelijk voor alle schaden, die kunnen

voortspruiten uit de afwezigheid, onvolledigheid of onregelmatigheid

van deze bescheiden en inlichtingen, behoudens in geval van schuld

van de vervoerder.

3. De vervoerder is op dezelfde voet als een commissionair aansprakelijk

voor de gevolgen van verlies of onjuiste behandeling van de

bescheiden, die in de vrachtbrief zijn vermeld en deze begeleiden of

in zijn handen zijn gesteld. De door hem verschuldigde schadevergoeding

mag evenwel die, verschuldigd in geval van verlies van de

goederen, niet overschrijden.

Artikel 12

1. De afzender heeft het recht over de goederen te beschikken, in het

bijzonder door van de vervoerder te vorderen dat hij het vervoer

ophoudt, de plaats bestemd voor de aflevering der goederen wijzigt

of de goederen aflevert aan een andere geadresseerde dan in de

vrachtbrief is aangegeven.

2. Dit recht vervalt, wanneer het tweede exemplaar van de vrachtbrief

aan de geadresseerde is overhandigd of wanneer deze gebruik

maakt van het recht bedoeld in artikel 13, eerste lid; vanaf dat ogenblik

moet de vervoerder zich houden aan de opdrachten van de

geadresseerde.

3. Het beschikkingsrecht komt evenwel reeds vanaf het opmaken van

de vrachtbrief aan de geadresseerde toe, wanneer een vermelding in

die zin door de afzender op de vrachtbrief is gesteld.

9

4. Indien de geadresseerde bij de uitoefening van zijn beschikkingsrecht

bepaalt, dat de goederen aan een andere persoon moeten worden

afgeleverd, kan deze persoon geen andere geadresseerde aanwijzen.

5. De uitoefening van het beschikkingsrecht is onderworpen aan de

volgende voorwaarden:

a) de afzender of, in het geval bedoeld in het derde lid van dit artikel,

de geadresseerde, die dit recht wenst uit te oefenen, moet

het eerste exemplaar van de vrachtbrief, waarop de aan de vervoerder

gegeven nieuwe instructies moeten zijn aangetekend,

overleggen en de vervoerder schadeloos stellen voor kosten en

schade die de uitvoering van deze instructies meebrengt;

b) de uitvoering van deze instructies moet mogelijk zijn op het

ogenblik, dat de instructies de persoon, die deze moet uitvoeren,

bereiken en zij mag noch de normale bedrijfsvoering van de vervoerder

beletten noch schade toebrengen aan afzenders of

geadresseerden van andere zendingen;

c) de instructies mogen nimmer het verdelen van de zending tot

gevolg hebben.

6. Wanneer de vervoerder tengevolge van de bepalingen van het vijfde

lid onder b. van dit artikel de instructies, die hij ontvangt, niet kan

uitvoeren, moet hij onmiddellijk de persoon, van wie deze instructies

afkomstig zijn, daarvan in kennis stellen.

7. De vervoerder, die de volgens de voorwaarden van dit artikel gegeven

instructies niet heeft uitgevoerd of die dergelijke instructies

heeft opgevolgd zonder overlegging van het eerste exemplaar van

de vrachtbrief te hebben geëist, is tegenover de rechthebbende aansprakelijk

voor de hierdoor veroorzaakte schade.

Artikel 13

1. Na aankomst van de goederen op de plaats bestemd voor de aflevering,

heeft de geadresseerde het recht van de vervoerder te vorderen

dat het tweede exemplaar van de vrachtbrief aan hem wordt

overhandigd en de goederen aan hem worden afgeleverd, één en

ander tegen ontvangstbewijs. Wanneer verlies van de goederen is

vastgesteld of de goederen aan het einde van de termijn, bedoeld in

artikel 19, niet zijn aangekomen, is de geadresseerde gerechtigd om

10

op eigen naam tegenover de vervoerder gebruik te maken van de

rechten, die uit de vervoerovereenkomst voortspruiten.

2. De geadresseerde, die gebruik maakt van de rechten, die hem ingevolge

het eerste lid van dit artikel zijn toegekend, is gehouden de volgens

de vrachtbrief verschuldigde bedragen te betalen. In geval van

geschil terzake is de vervoerder niet verplicht om de goederen af te

leveren dan tegen zekerheidstelling door de geadresseerde.

Artikel 14

1. Indien, om welke reden ook, de uitvoering van de overeenkomst op

de voorwaarden van de vrachtbrief onmogelijk is of wordt voordat

de goederen op de plaats bestemd voor de aflevering, zijn aangekomen,

is de vervoerder gehouden instructies te vragen aan de persoon,

die het recht heeft overeenkomstig artikel 12 over de goederen

te beschikken.

2. Indien evenwel de omstandigheden de uitvoering van het vervoer

toelaten op andere voorwaarden dan die van de vrachtbrief en

indien de vervoerder niet tijdig instructies heeft kunnen verkrijgen

van de persoon, die het recht heeft overeenkomstig artikel 12 over

de goederen te beschikken, neemt hij de maatregelen, welke hem

het beste voorkomen in het belang van de persoon, die het recht

heeft over de goederen te beschikken.

Artikel 15

1. Wanneer na aankomst van de goederen op de plaats van bestemming

zich omstandigheden voordoen die de aflevering beletten,

vraagt de vervoerder instructies aan de afzender. Indien de geadresseerde

de goederen weigert, heeft de afzender het recht om daarover

te beschikken zonder verplicht te zijn het eerste exemplaar van

de vrachtbrief te tonen.

2. De geadresseerde kan, zelfs indien hij de goederen heeft geweigerd,

te allen tijde de aflevering daarvan vragen, zolang de vervoerder

geen andersluidende instructies van de afzender heeft ontvangen.

11

3. Indien een omstandigheid, die de aflevering belet, zich voordoet,

nadat de geadresseerde overeenkomstig zijn recht ingevolge artikel

12, derde lid, opdracht heeft gegeven om de goederen aan een

andere persoon af te leveren, treedt voor de toepassing van het eerste

en tweede lid van dit artikel de geadresseerde in de plaats van de

afzender en die andere persoon in de plaats van de geadresseerde.

Artikel 16

1. De vervoerder heeft recht op vergoeding van de kosten, welke zijn verzoek

om instructies of de uitvoering van ontvangen instructies voor

hem meebrengt, mits deze kosten niet door zijn schuld zijn ontstaan.

2. In de gevallen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, en in artikel 15, kan

de vervoerder de goederen onmiddellijk voor rekening van de rechthebbende

lossen; na deze lossing wordt het vervoer geacht te zijn

geëindigd. De vervoerder neemt dan de bewaring van de goederen

op zich. Hij kan de goederen evenwel aan een derde toevertrouwen

en is dan slechts aansprakelijk voor een oordeelkundige keuze van

deze derde. De goederen blijven belast met volgens de vrachtbrief

verschuldigde bedragen en alle andere kosten.

3. De vervoerder kan zonder instructies van de rechthebbende af te

wachten tot verkoop van de goederen overgaan, wanneer de bederfelijke

aard of de staat van de goederen dit rechtvaardigt of wanneer

de kosten van bewaring onevenredig hoog zijn in verhouding tot de

waarde van de goederen. In andere gevallen kan hij eveneens tot verkoop

overgaan, wanneer hij niet binnen een redelijke termijn van de

rechthebbende andersluidende instructies heeft ontvangen, waarvan

de uitvoering redelijkerwijs kan worden gevorderd.

4. Indien de goederen ingevolge dit artikel zijn verkocht, moet de

opbrengst van de verkoop ter beschikking van de rechthebbende

worden gesteld onder aftrek van de kosten, die op de goederen

drukken. Indien deze kosten de opbrengst van de verkoop te boven

gaan, heeft de vervoerder recht op het verschil.

5. De verkoop geschiedt op de wijze bepaald door de wet of de gebruiken

van de plaats, waar de goederen zich bevinden.

12

HOOFDSTUK IV

Aansprakelijkheid van de vervoerder

Artikel 17

1. De vervoerder is aansprakelijk voor geheel of gedeeltelijk verlies en

voor beschadiging van de goederen, welke ontstaan tussen het

ogenblik van de inontvangstneming van de goederen en het ogenblik

van de aflevering, alsmede voor vertraging in de aflevering.

2. De vervoerder is ontheven van deze aansprakelijkheid, indien het

verlies, de beschadiging of de vertraging is veroorzaakt door schuld

van de rechthebbende, door een opdracht van deze, welke niet het

gevolg is van schuld van de vervoerder, door een eigen gebrek van

de goederen of door omstandigheden, die de vervoerder niet heeft

kunnen vermijden en waarvan hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen.

3. De vervoerder kan zich niet aan zijn aansprakelijkheid onttrekken

door een beroep te doen op gebreken van het voertuig, waarvan hij

zich bedient om het vervoer te bewerkstelligen, of op fouten van de

persoon, van wie hij het voertuig heeft gehuurd of van diens ondergeschikten.

4. Met inachtneming van artikel 18, tweede tot vijfde lid, is de vervoerder

ontheven van zijn aansprakelijkheid, wanneer het verlies of de

beschadiging een gevolg is van de bijzondere gevaren, eigen aan

één of meer van de volgende omstandigheden:

a) gebruik van open en niet met een dekzeil afgedekte voertuigen,

wanneer dit gebruik uitdrukkelijk is overeengekomen en in de

vrachtbrief is vermeld;

b) ontbreken of gebrekkigheid van de verpakking bij goederen, die

door hun aard aan kwaliteitsverlies of beschadiging zijn blootgesteld,

wanneer zij niet of slecht verpakt zijn;

c) behandeling, lading, stuwing of lossing van de goederen door de

afzender, de geadresseerde of personen, die voor rekening van de

afzender of de geadresseerde handelen;

13

d) de aard van bepaalde goederen, die door met deze aard zelf

samenhangende oorzaken zijn blootgesteld hetzij aan geheel of

gedeeltelijk verlies hetzij aan beschadiging, in het bijzonder door

breuk, roest, bederf, uitdroging, lekkage, normaal kwaliteitsverlies,

of optreden van ongedierte en knaagdieren;

e) onvolledigheid of gebrekkigheid van de merken of nummers der

colli;

f) vervoer van levende dieren.

5. Indien ingevolge dit artikel de vervoerder niet aansprakelijk is voor

sommige der factoren, die de schade hebben veroorzaakt, is hij

slechts aansprakelijk in evenredigheid tot de mate, waarin de factoren

waarvoor hij ingevolge dit artikel aansprakelijk is, tot de schade

hebben bijgedragen.

Artikel 18

1. Het bewijs, dat het verlies, de beschadiging of de vertraging door

één der in artikel 17, tweede lid, genoemde feiten is veroorzaakt,

rust op de vervoerder.

2. Wanneer de vervoerder aantoont, dat, gelet op de omstandigheden

van het geval, het verlies of de beschadiging een gevolg heeft kunnen

zijn van een of meer van de in artikel 17, vierde lid, genoemde

bijzondere gevaren, wordt vermoed dat deze daarvan de oorzaak

zijn. De rechthebbende kan evenwel bewijzen, dat de schade geheel

of gedeeltelijk niet door een van deze gevaren veroorzaakt is.

3. Het hierboven genoemde vermoeden bestaat niet in het in artikel 17,

vierde lid, onder a, genoemde geval, indien zich een ongewoon

groot tekort of een verlies van colli voordoet.

4. Indien het vervoer wordt bewerkstelligd door middel van een voertuig,

ingericht om de goederen te onttrekken aan de invloed van

hitte, koude, temperatuurverschillen of vochtigheid van de lucht, kan

de vervoerder geen beroep doen op het voorrecht van artikel 17,

vierde lid, onder d, tenzij hij bewijst, dat alle maatregelen, waartoe

hij, rekening houdende met de omstandigheden, verplicht was, zijn

genomen met betrekking tot de keuze, het onderhoud en het gebruik

14

van deze inrichtingen en dat hij zich heeft gericht naar de bijzondere

instructies, die hem mochten zijn gegeven.

5. De vervoerder kan geen beroep doen op het voorrecht van artikel 17,

vierde lid, onder f, tenzij hij bewijst, dat alle maatregelen, waartoe

hij normaliter, rekening houdende met de omstandigheden, verplicht

was, zijn genomen en dat hij zich heeft gericht naar de bijzondere

instructies, die hem mochten zijn gegeven.

Artikel 19

Er is vertraging in de aflevering, wanneer de goederen niet zijn afgeleverd

binnen de bedongen termijn of, bij gebreke van zulk een termijn,

wanneer de werkelijke duur van het vervoer, zo men rekening houdt met

de omstandigheden en met name, bij gedeeltelijke lading, met de tijd

benodigd voor het verkrijgen van een volledige lading op de gebruikelijke

voorwaarden, meer tijd vergt dan een goed vervoerder redelijkerwijs

behoort te worden toegestaan.

Artikel 20

1. De rechthebbende kan, zonder enig nader bewijs, de goederen als

verloren beschouwen, wanneer zij niet zijn afgeleverd binnen dertig

dagen na afloop van de bedongen termijn, of, bij gebreke van zulk

een termijn, binnen zestig dagen na de inontvangstneming van de

goederen door de vervoerder.

2. De rechthebbende kan bij ontvangst van de schadevergoeding voor

de verloren goederen schriftelijk verzoeken hem onmiddellijk te

berichten ingeval de goederen worden teruggevonden in de loop

van het jaar, volgende op de betaling der schadevergoeding. Dit verzoek

wordt hem schriftelijk bevestigd.

3. Binnen dertig dagen na ontvangst van dit bericht kan de rechthebbende

vorderen, dat de goederen aan hem worden afgeleverd tegen

betaling van de volgens de vrachtbrief verschuldigde bedragen en

tegen teruggave van de schadevergoeding, die hij heeft ontvangen,

onder aftrek van de kosten, welke in deze schadevergoeding mochten

zijn begrepen, en met behoud van alle rechten op schadever-

15

goeding voor vertraging in de aflevering ingevolge artikel 23 en,

indien toepasselijk, ingevolge artikel 26.

4. Bij gebreke hetzij van het verzoek, bedoeld in het tweede lid, hetzij

van instructies gegeven binnen de termijn van dertig dagen, bedoeld

in het derde lid, of ook, indien de goederen eerst meer dan een jaar

na betaling van de schadevergoeding zijn teruggevonden, kan de

vervoerder over de goederen beschikken overeenkomstig de wet van

de plaats, waar deze zich bevinden.

Artikel 21

Indien de goederen aan de geadresseerde zijn afgeleverd zonder inning van

het remboursement, dat door de vervoerder volgens de bepalingen van de

vervoerovereenkomst zou moeten zijn ontvangen, is de vervoerder gehouden

de afzender schadeloos te stellen tot ten hoogste het bedrag van het

remboursement, onverminderd zijn verhaal op de geadresseerde.

Artikel 22

1. Indien de afzender aan de vervoerder gevaarlijke goederen aanbiedt,

licht hij hem in over de juiste aard van het gevaar, dat zij opleveren,

en geeft hij, zo nodig, de te nemen voorzorgsmaatregelen aan.

Indien deze inlichting niet in de vrachtbrief is vermeld, staat het aan

de afzender of de geadresseerde vrij met enig ander middel te bewijzen,

dat de vervoerder kennis heeft gedragen van de juiste aard van

het gevaar, dat het vervoer van de voornoemde goederen opleverde.

2. De gevaarlijke goederen, die niet, gegeven het bepaalde in het eerste

lid van dit artikel, als zodanig aan de vervoerder bekend waren,

kunnen op ieder ogenblik en op iedere plaats door de vervoerder

worden gelost, vernietigd of onschadelijk gemaakt en wel zonder

enige schadevergoeding; de afzender is bovendien aansprakelijk

voor alle kosten en schaden, voortvloeiende uit de aanbieding ten

vervoer of uit het vervoer zelf.

16

Artikel 23

1. Wanneer ingevolge de bepalingen van dit Verdrag een scha devergoeding

voor geheel of gedeeltelijk verlies van de goederen ten

laste van de vervoerder wordt gebracht, wordt deze schadevergoeding

berekend naar de waarde van de goederen op de plaats en het

tijdstip van de inontvangstneming.

2. De waarde van de goederen wordt vastgesteld volgens de beurskoers

of, bij gebreke daarvan, volgens de gangbare marktprijs of, bij

gebreke van een en ander, volgens de gebruikelijke waarde van goederen

van dezelfde aard en kwaliteit.

3. De schadevergoeding kan evenwel niet meer bedragen dan

8,33 rekeneenheden voor elk ontbrekend kilogram bruto-gewicht.

4. Bovendien worden de vrachtprijs, de douanerechten en de overige

met betrekking tot het vervoer der goederen gemaakte kosten, in

geval van geheel verlies volledig en in geval van gedeeltelijk verlies

naar verhouding, terugbetaald; verdere schadevergoeding is niet

verschuldigd.

5. In geval van vertraging is, indien de rechthebbende bewijst, dat

daardoor schade is ontstaan, de vervoerder gehouden voor deze

schade een vergoeding te betalen, die niet meer kan bedragen dan

de vrachtprijs.

6. Hogere vergoedingen kunnen slechts worden gevorderd in geval van

aangifte van de waarde der goederen of van een bijzonder belang bij

de aflevering, overeenkomstig de artikelen 24 en 26.

7. De in dit Verdrag genoemde rekeneenheid is het bijzondere trekkingsrecht

zoals dit is omschreven door het Internationale Monetaire

Fonds. Het in het derde lid van dit artikel genoemde bedrag wordt

omgerekend in de nationale munteenheid van de Staat van het

gerecht, waarvoor de vordering aanhangig is, volgens de waarde

van die munteenheid op de datum van het vonnis of de datum, die

de Partijen zijn overeengekomen. De waarde van de nationale

munteenheid, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten, van een

17

Staat, die lid is van het Internationale Monetaire Fonds, wordt berekend

overeenkomstig de waarderingsmethode die door het Internationale

Monetaire Fonds op de desbetreffende datum wordt toegepast

voor zijn eigen verrichtingen en transacties. De waarde van de

nationale munteenheid, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten,

van een Staat, die geen lid is van het Internationale Monetaire

Fonds, wordt berekend op een door die Staat vastgestelde wijze.

8. Niettemin kan een Staat, die geen lid is van het Internationale Monetaire

Fonds en waarvan de wet de toepassing van de bepalingen van

het zevende lid van dit artikel niet toelaat, op het tijdstip van

bekrachtiging van of toetreding tot het Protocol bij het CMR, of op

enig tijdstip nadien, verklaren dat de in het derde lid van dit artikel

bedoelde aansprakelijkheidsgrens, die op zijn grondgebied van toepassing

is, 25 monetaire eenheden bedraagt. De in dit lid bedoelde

monetaire eenheid komt overeen met 10/31 gram goud van een

gehalte van 0,900. De omrekening van het in dit lid genoemde

bedrag in de nationale munteenheid geschiedt volgens de wet van

de betrokken Staat.

9. De in de laatste zin van het zevende lid van dit artikel genoemde

berekening en de in het achtste lid van dit artikel genoemde omrekening

geschieden op zodanige wijze, dat in de nationale munteenheid

van de Staat zo veel mogelijk dezelfde werkelijke waarde tot

uitdrukking komt voor het bedrag genoemd in het derde lid van dit

artikel, als daarin uitgedrukt in rekeneenheden. Bij nederlegging van

een in artikel 3 van het Protocol bij het CMR genoemde akte en telkens

wanneer een verandering optreedt in hun wijze van berekening

ingevolge het zevende lid van dit artikel of in het resultaat van de

omrekening ingevolge het achtste lid van dit artikel, delen de Staten

de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties hun wijze van berekening

dan wel het resultaat van de omrekening mede.

Artikel 24

De afzender kan tegen betaling van een overeengekomen toeslag in de

vrachtbrief een waarde van de goederen aangeven, die het maximum,

vermeld in het derde lid van artikel 23, overschrijdt. In dat geval treedt

het aangegeven bedrag in de plaats van dit maximum.

18

Artikel 25

1. In geval van beschadiging vergoedt de vervoerder het bedrag van de

waardevermindering, berekend naar de volgens artikel 23, eerste,

tweede en vierde lid vastgestelde waarde der goederen.

2. De schadevergoeding beloopt evenwel niet meer dan de volgende

bedragen:

a) indien de gehele zending door de beschadiging in waarde is verminderd,

het bedrag, dat zij zou hebben belopen in geval van

geheel verlies;

b) indien slechts een gedeelte van de zending door de beschadiging

in waarde is verminderd, het bedrag, dat zij zou hebben belopen in

geval van verlies van het in waarde verminderd gedeelte.

Artikel 26

1. De afzender kan tegen betaling van een overeengekomen toeslag

het bedrag van een bijzonder belang bij de aflevering voor het geval

van verlies of beschadiging en voor dat van overschrijding van de

overeengekomen termijn, vaststellen door vermelding van dit

bedrag in de vrachtbrief.

2. Indien een bijzonder belang bij de aflevering is aangegeven, kan,

onafhankelijk van de schadevergoedingen, bedoeld in de artikel 23,

24 en 25, en tot ten hoogste het bedrag van het aangegeven belang,

een schadevergoeding worden gevorderd gelijk aan de bewezen bijkomende

schade.

Artikel 27

1. De rechthebbende kan over het bedrag der schadevergoeding rente

vorderen. Deze rente, ten bedrage van vijf procent per jaar, loopt

vanaf de dag waarop de vordering schriftelijk bij de vervoerder is

ingediend of, indien dit niet is geschied, vanaf de dag waarop zij in

rechte aanhangig is gemaakt.

2. Wanneer de bedragen, die tot grondslag voor de berekening der

schadevergoeding dienen, niet zijn uitgedrukt in de munt van het

19

land, waar de betaling wordt gevorderd, geschiedt de omrekening

volgens de koers van de dag en de plaats van betaling der schadevergoeding.

Artikel 28

1. Wanneer het verlies, de beschadiging of de vertraging, ontstaan in

de loop van een aan dit Verdrag onderworpen vervoer, volgens de

toepasselijke wet kan leiden tot een vordering, die niet op de vervoerovereenkomst

is gegrond, kan de vervoerder zich beroepen op

de bepalingen van dit Verdrag, die zijn aansprakelijkheid uitsluiten

of de verschuldigde schadevergoedingen vaststellen of beperken.

2. Wanneer de niet op de vervoerovereenkomst berustende aansprakelijkheid

voor verlies, beschadiging of vertraging, van één der personen

voor wie de vervoerder ingevolge artikel 3 aansprakelijk is, in

het geding is, kan deze persoon zich eveneens beroepen op de bepalingen

van dit Verdrag, die de aansprakelijkheid van de vervoerder

uitsluiten of de verschuldigde schadevergoedingen vaststellen of

beperken.

Artikel 29

1. De vervoerder heeft niet het recht om zich te beroepen op de bepalingen

van dit hoofdstuk, die zijn aansprakelijkheid uitsluiten of beperken

of die de bewijslast omkeren, indien de schade voortspruit uit zijn

opzet of uit schuld zijnerzijds, welke volgens de wet van het gerecht,

waar de vordering aanhangig is, met opzet gelijkgesteld wordt.

2. Hetzelfde geldt bij opzet of schuld van de ondergeschikten van de

vervoerder of van alle andere personen, van wier diensten hij voor

de bewerkstelliging van het vervoer gebruik maakt, wanneer deze

ondergeschikten of deze andere personen handelen in de uitoefening

van hun werkzaamheden. In dat geval hebben deze ondergeschikten

of andere personen eveneens niet het recht om zich, voor

wat hun persoonlijke aansprakelijkheid betreft, te beroepen op de

bepalingen van dit hoofdstuk, als omschreven in het eerste lid.

20

HOOFDSTUK V

Vorderingen in en buiten rechte

Artikel 30

1. Indien de geadresseerde de goederen in ontvangst heeft genomen

zonder dat hij ten overstaan van de vervoerder de staat daarvan heeft

vastgesteld of zonder dat hij, indien het zichtbare verliezen of beschadigingen

betreft, uiterlijk op het ogenblik van de aflevering, of, indien

het onzichtbare verliezen of beschadigingen betreft, binnen zeven

dagen na de aflevering, zon- en feestdagen niet inbegrepen, voorbehouden

ter kennis van de vervoerder heeft gebracht, waarin de algemene

aard van het verlies of de beschadiging is aangegeven, wordt hij

behoudens tegenbewijs geacht de goederen te hebben ontvangen in

de staat als omschreven in de vrachtbrief. De bovenbedoelde voorbehouden

moeten, indien het onzichtbare verliezen of beschadigingen

betreft, schriftelijk worden gemaakt.

2. Wanneer de staat van de goederen door de geadresseerde ten overstaan

van de vervoerder is vastgesteld, is geen tegenbewijs tegen het

resultaat van deze vaststelling toegelaten, tenzij het onzichtbare verliezen

of beschadigingen betreft en de geadresseerde schriftelijke

voorbehouden ter kennis van de vervoerder heeft gebracht binnen

zeven dagen, zon- en feestdagen niet inbegrepen, na deze vaststelling.

3. Bij vertraging in de aflevering is schadevergoeding alleen verschuldigd,

indien binnen een termijn van 21 dagen nadat de goederen ter

beschikking van de geadresseerde zijn gesteld, een schriftelijk voorbehoud

ter kennis van de vervoerder is gebracht.

4. Bij het bepalen van de termijnen ingevolge dit artikel wordt de

datum van aflevering of, al naar het geval, de datum van vaststelling

of die van terbeschikkingstelling niet meegerekend.

5. De vervoerder en de geadresseerde verlenen elkaar alle redelijke

faciliteiten voor de nodige vaststellingen en onderzoekingen.

21

Artikel 31

1. Alle rechtsgedingen, waartoe het aan dit Verdrag onderworpen vervoer

aanleiding geeft, kunnen door de eiser behalve voor de gerechten

van de bij dit Verdrag partij zijnde landen, bij beding tussen partijen

aangewezen, worden gebracht voor de gerechten van het land

op het grondgebied waarvan:

a) de gedaagde zijn gewone verblijfplaats, zijn hoofdzetel of het filiaal

of agentschap heeft, door bemiddeling waarvan de vervoerovereenkomst

is gesloten, of

b) de plaats van inontvangstneming der goederen of de plaats

bestemd voor de aflevering der goederen, is gelegen;

zij kunnen voor geen andere gerechten worden gebracht.

2. Wanneer in een rechtsgeding, bedoeld in het eerste lid van dit artikel,

een vordering aanhangig is voor een volgens dat lid bevoegd

gerecht, of wanneer in een zodanig geding door een zodanig

gerecht een uitspraak is gedaan, kan geen nieuwe vordering

omtrent hetzelfde onderwerp tussen dezelfde partijen worden ingesteld,

tenzij de uitspraak van het gerecht, waarvoor de eerste vordering

aanhangig is gemaakt, niet vatbaar is voor tenuitvoerlegging in

het land, waarin de nieuwe vordering wordt ingesteld.

3. Wanneer in een rechtsgeding, bedoeld in het eerste lid van dit artikel,

een uitspraak, gedaan door een gerecht van een bij het Verdrag partij

zijnd land, in dat land uitvoerbaar is geworden, wordt zij eveneens uitvoerbaar

in elk ander bij het Verdrag partij zijnd land, zodra de aldaar

terzake voorgeschreven formaliteiten zijn vervuld. Deze formaliteiten

kunnen geen hernieuwde behandeling van de zaak meebrengen.

4. De bepalingen van het derde lid van dit artikel zijn van toepassing op

uitspraken op tegenspraak gewezen, op uitspraken bij verstek en op

schikkingen, aangegaan ten overstaan van de rechter, maar zij zijn

niet van toepassing op uitspraken die slechts bij voorraad uitvoerbaar

zijn, noch op veroordelingen tot vergoeding van schaden en

interessen, welke boven de kosten zijn uitgesproken tegen een eiser

wegens de gehele of gedeeltelijke afwijzing van zijn vordering.

22

5. Van onderdanen van bij het Verdrag partij zijnde landen, die hun

woonplaats of een bedrijf hebben in een van deze landen, kan geen

zekerheidstelling voor de betaling der proceskosten worden gevorderd

in rechtsgedingen, waartoe een aan dit Verdrag onderworpen

vervoer aanleiding geeft.

Artikel 32

1. De rechtsvorderingen, waartoe een aan dit Verdrag onderworpen

vervoer aanleiding geeft, verjaren door verloop van een jaar. In geval

van opzet of van schuld, welke volgens de wet van het gerecht, waarvoor

de vordering aanhangig is, met opzet gelijkgesteld wordt, is de

verjaringstermijn drie jaar. De verjaring loopt:

a) in geval van gedeeltelijk verlies, beschadiging of vertraging, vanaf

de dag, waarop de goederen zijn afgeleverd;

b) in geval van volledig verlies, vanaf de dertigste dag na afloop van

de bedongen termijn of, bij gebreke van zulk een termijn, vanaf

de zestigste dag na de inontvangstneming van de goederen door

de vervoerder;

c) in alle andere gevallen, na afloop van een termijn van drie maanden

na de sluiting der vervoerovereenkomst.

De hierboven als begin van de verjaring aangegeven dag wordt

niet begrepen in de verjaringstermijn.

2. Een schriftelijke vordering schorst de verjaring tot aan de dag, waarop

de vervoerder de vordering schriftelijk afwijst en de daarbij

gevoegde stukken terugzendt. In geval van gedeeltelijke aanvaarding

van de vordering hervat de verjaring haar loop alleen voor het deel

van de vordering, dat betwist blijft. Het bewijs van ontvangst van de

vordering of van het antwoord en van het terugzenden der stukken

rust op de partij, die dit feit inroept. Verdere, op hetzelfde onderwerp

betrekking hebbende vorderingen schorsen de verjaring niet.

3. Met inachtneming van de bepalingen van het tweede lid, wordt de

schorsing van de verjaring beheerst door de wet van het gerecht

waarvoor de zaak aanhangig is. Hetzelfde geldt voor de stuiting van

de verjaring.

23

4. Een verjaarde vordering kan ook niet meer in de vorm van een vordering

in reconventie of van een exceptie worden geldend gemaakt.

Artikel 33

De vervoerovereenkomst kan een bepaling bevatten inzake het toekennen

van bevoegdheid aan een scheidsgerecht, mits deze bepaling

inhoudt, dat het scheidsgerecht dit Verdrag zal toepassen.

Toelichting: Op initiatief van de in sVa / Stichting Vervoeradres samenwerkende

ondernemersorganisaties EVO, Koninklijk Nederlands Vervoer,

Nederlandsch Binnenvaartbureau en Transport en Logistiek Nederland is

een scheidsgerecht in het leven geroepen onder de naam Stichting Arbitrage

voor Logistiek, gevestigd te ’s-Gravenhage, telefoon: 070 - 3066767,

telefax 070 - 3512025, email: sal@tmsbv.nl, www.arbitrage-logistiek.nl.

Indien men voor het beslechten van geschillen voortvloeiende uit de

overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg,

gebruik wenst te maken van dit scheidsgerecht kan men de volgende

arbitrage-clausule opnemen in een dergelijke overeenkomst:

”Alle geschillen die tussen in Nederland gevestigde partijen ontstaan met

betrekking tot de onderhavige vervoerovereenkomst zullen, met toepassing

van het CMR, worden beslecht overeenkomstig het Reglement van

de Stichting Arbitrage voor Logistiek, gevestigd te ’s-Gravenhage.”

HOOFDSTUK VI

Bepalingen nopens vervoer verricht door opvolgende vervoerders

Artikel 34

Indien een vervoer, onderworpen aan één enkele overeenkomst, wordt

bewerkstelligd door opvolgende wegvervoerders, worden de tweede en

ieder van de volgende vervoerders door inontvangstneming van de goederen

en van de vrachtbrief partij bij de overeenkomst op de voorwaarden

van de vrachtbrief en wordt ieder van hen aansprakelijk voor de

24

bewerkstelliging van het gehele vervoer.

Artikel 35

1. De vervoerder, die de goederen van de voorafgaande vervoerder in

ontvangst neemt, overhandigt hem een gedateerd en ondertekend

ontvangstbewijs. Hij moet zijn naam en adres op het tweede exemplaar

van de vrachtbrief vermelden. Indien daartoe aanleiding is,

tekent hij op dat exemplaar alsmede op het ontvangstbewijs soortgelijke

voorbehouden aan als die, bedoeld in artikel 8, tweede lid.

2. De bepalingen van artikel 9 zijn op de betrekkingen tussen opvolgende

vervoerders van toepassing.

Artikel 36

Behoudens in het geval van een eis in reconventie of van een exceptie,

opgeworpen in een rechtsgeding inzake een eis, welke is gebaseerd op

dezelfde vervoerovereenkomst, kan de vordering tot aansprakelijkstelling

voor verlies, beschadiging of vertraging slechts worden gericht

tegen de eerste vervoerder, de laatste vervoerder of de vervoerder, die

het deel van het vervoer bewerkstelligde, gedurende hetwelk het feit, dat

het verlies, de beschadiging of de vertraging heeft veroorzaakt, zich

heeft voorgedaan; de vordering kan tegelijkertijd tegen verschillende van

deze vervoerders worden ingesteld.

Artikel 37

De vervoerder, die een schadevergoeding heeft betaald uit hoofde van de

bepalingen van dit Verdrag, heeft recht van verhaal voor de hoofdsom,

rente en kosten tegen de vervoerders, die aan de uitvoering van de vervoerovereenkomst

hebben deelgenomen, overeenkomstig de volgende

bepalingen:

a) de vervoerder, door wiens toedoen de schade is veroorzaakt, draagt

de schadevergoeding alleen, onverschillig of deze door hemzelf of

door een andere vervoerder is betaald;

b) wanneer de schade is veroorzaakt door toedoen van twee of meer

vervoerders, moet ieder van hen een bedrag betalen in verhouding

tot zijn deel van de aansprakelijkheid; indien begroting van de delen

der aansprakelijkheid niet mogelijk is, is ieder van hen aansprakelijk

25

in verhouding tot het hem toekomende deel van de beloning voor

het vervoer.

c) indien niet kan worden vastgesteld, aan wie van de vervoerders de

aansprakelijkheid moet worden toegerekend, wordt het bedrag van

de schadevergoeding verdeeld tussen alle vervoerders, in de verhouding

bepaald onder b.

Artikel 38

Indien één van de vervoerders insolvent is, wordt het door hem verschuldigde

deel, dat hij niet heeft betaald, tussen alle andere vervoerders

verdeeld in verhouding tot hun beloning.

Artikel 39

1. De vervoerder, op wie verhaal wordt uitgeoefend ingevolge de artikelen

37 en 38, is niet gerechtigd de gegrondheid van de betaling

door de vervoerder, die het verhaal uitoefent, te betwisten, wanneer

de schadevergoeding is vastgesteld bij rechterlijke uitspraak, mits hij

behoorlijk van het rechtsgeding in kennis is gesteld en hij gelegenheid

heeft gehad om daarin zich te voegen of tussen te komen.

2. De vervoerder, die verhaal wil uitoefenen, kan zulks doen voor het

bevoegde gerecht van het land, waarin één van de betrokken vervoerders

zijn gewone verblijfplaats, zijn hoofdzetel of het filiaal of

agentschap heeft, door bemiddeling waarvan de vervoerovereenkomst

is gesloten. Het verhaal kan in een en hetzelfde geding tegen

alle betrokken vervoerders worden gericht.

3. De bepalingen van artikel 31, derde en vierde lid, zijn van toepassing

op rechterlijke uitspraken, gegeven terzake van het verhaal ingevolge

de artikelen 37 en 38.

4. De bepalingen van artikel 32 zijn van toepassing op het verhaal tussen

vervoerders. De verjaring loopt evenwel hetzij vanaf de dag van

een rechterlijke einduitspraak tot vaststelling van de ingevolge de

bepalingen van dit Verdrag te betalen schadevergoeding hetzij, bij

gebreke van zulk een uitspraak, vanaf de dag waarop de betaling is

geschied.

26

Artikel 40

De vervoerders kunnen onderling een van de artikelen 37 en 38 afwijkende

regeling bedingen.

HOOFDSTUK VII

Nietigheid van bedingen in strijd met het Verdrag

Artikel 41

1. Behoudens de bepalingen van artikel 40 is nietig ieder beding, dat

middellijk of onmiddellijk afwijkt van de bepalingen van dit Verdrag.

De nietigheid van dergelijke bedingen heeft niet de nietigheid van

de overige bepalingen van de overeenkomst tot gevolg.

2. In het bijzonder is nietig ieder beding, door hetwelk de vervoerder

zich de rechten uit de verzekering der goederen laat overdragen of

ieder ander beding van dergelijke strekking, evenals ieder beding,

dat de bewijslast verplaatst.

HOOFDSTUK VIII

Slotbepalingen

Artikel 42

1. Dit Verdrag staat open voor ondertekening of toetreding door landen

die lid zijn van de Economische Commissie voor Europa en landen, die

overeenkomstig paragraaf 8 van het mandaat van deze Commissie

met raadgevende stem tot de Commissie zijn toegelaten.

2. De landen, die overeenkomstig paragraaf 11 van het mandaat van

deze Commissie aan zekere werkzaamheden van de Economische

27

Commissie voor Europa kunnen deelnemen, kunnen partij bij dit Verdrag

worden door toetreding na de inwerkingtreding.

3. Het Verdrag zal voor ondertekening openstaan tot en met

31 augustus 1956. Na deze datum zal het openstaan voor toetreding.

4. Dit Verdrag zal worden bekrachtigd.

5. Bekrachtiging of toetreding geschiedt door nederlegging van een

akte bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.

Artikel 43

1. Dit Verdrag treedt in werking op de negentigste dag, nadat vijf landen,

als bedoeld in het eerste lid van artikel 42, hun akte van

bekrachtiging of van toetreding hebben nedergelegd.

2. Voor ieder land, dat het Verdrag bekrachtigt of ertoe toetreedt,

nadat vijf landen hun akte van bekrachtiging of van toetreding hebben

nedergelegd, treedt dit Verdrag in werking op de negentigste

dag na de nederlegging van de akte van bekrachtiging of toetreding

door het genoemde land.

Artikel 44

1. Iedere Verdragsluitende Partij kan dit Verdrag opzeggen door middel

van een tot de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties gerichte

kennisgeving.

2. De opzegging heeft rechtsgevolg twaalf maanden na de datum,

waarop de Secretaris-Generaal de kennisgeving heeft ontvangen.

Artikel 45

Indien na de inwerkingtreding van dit Verdrag het aantal Verdragsluitende

Partijen tengevolge van opzeggingen is teruggebracht tot minder dan

vijf, houdt de werking van dit Verdrag op van de datum af, waarop de

laatste opzegging rechtsgevolg heeft.

28

Artikel 46

1. Ieder land kan bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging of

toetreding of te eniger tijd daarna, door middel van een tot de Secretaris-

Generaal van de Verenigde Naties gerichte kennisgeving verklaren,

dat dit Verdrag van toepassing zal zijn op alle of een deel van

de gebieden, welker internationale betrekkingen het behartigt.

Het Verdrag is op het gebied of de gebieden, vermeld in de kennisgeving,

van toepassing met ingang van de negentigste dag na de

ontvangst van deze kennisgeving door de Secretaris-Generaal of,

indien het Verdrag op die datum nog niet in werking is getreden,

met ingang van de dag der inwerkingtreding.

2. Ieder land, dat overeenkomstig het vorige lid een verklaring heeft

afgelegd, waardoor dit Verdrag van toepassing wordt op een gebied,

welks internationale betrekkingen het behartigt, kan overeenkomstig

artikel 44 het Verdrag, voor wat dat gebied betreft, opzeggen.

Artikel 47

Ieder geschil tussen twee of meer Verdragsluitende Partijen betreffende

de uitleg of de toepassing van dit Verdrag, dat de Partijen niet door

middel van onderhandelingen of door andere middelen hebben kunnen

regelen, kan op verzoek van één der betrokken Verdragsluitende Partijen

ter beslissing worden voorgelegd aan het Internationale Gerechtshof.

Artikel 48

1. Iedere Verdragsluitende Partij kan op het tijdstip, waarop zij dit Verdrag

ondertekent of bekrachtigt of ertoe toetreedt, verklaren dat zij

zich niet door artikel 47 van het Verdrag gebonden acht. De andere

Verdragsluitende Partijen zijn niet door artikel 47 gebonden tegenover

een Verdragsluitende Partij, die zulk een voorbehoud heeft

gemaakt.

2. Iedere Verdragsluitende Partij die een voorbehoud overeenkomstig

het eerste lid heeft gemaakt, kan te allen tijde dit voorbehoud intrekken

door een tot de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties

gerichte kennisgeving.

29

3. Geen enkel ander voorbehoud ten aanzien van dit Verdrag is toegestaan.

Artikel 49

1. Nadat dit Verdrag gedurende drie jaar in werking is geweest, kan

iedere Verdragsluitende Partij door middel van een tot de Secretaris-

Generaal van de Verenigde Naties gerichte kennisgeving de bijeenroeping

verzoeken van een conferentie teneinde dit Verdrag te herzien.

De Secretaris-Generaal geeft van dit verzoek kennis aan alle

Verdragsluitende Partijen en roept een conferentie tot herziening

bijeen, indien binnen een termijn van vier maanden na de door hem

gedane kennisgeving, ten minste één vierde van de Verdragsluitende

Partijen hun instemming met dit verzoek aan hem hebben medegedeeld.

2. Indien een conferentie wordt bijeengeroepen overeenkomstig het

vorige lid, stelt de Secretaris-Generaal alle Verdragsluitende Partijen

daarvan in kennis en nodigt hij hen uit binnen een termijn van drie

maanden voorstellen in te dienen welke zij door de conferentie wensen

bestudeerd te zien. De Secretaris-Generaal deelt de voorlopige

agenda van de conferentie alsmede de tekst van die voorstellen tenminste

drie maanden vóór de openingsdatum van de conferentie

aan alle Verdragsluitende Partijen mede.

3. De Secretaris-Generaal nodigt voor iedere conferentie, bijeengeroepen

overeenkomstig dit artikel, alle landen uit, die zijn bedoeld in het

eerste lid van artikel 42, alsmede de landen die partij bij het Verdrag

zijn geworden door toepassing van het tweede lid van artikel 42.

Artikel 50

Behalve de kennisgevingen ingevolge artikel 49 geeft de Secretaris-Generaal

van de Verenigde Naties aan de in het eerste lid van artikel 42

bedoelde landen, alsmede aan de landen, die partij bij het Verdrag zijn

geworden door toepassing van het tweede lid van artikel 42, kennis van:

a) de bekrachtigingen en toetredingen ingevolge artikel 42;

b) de data, waarop dit Verdrag in werking treedt overeenkomstig artikel

43;

30

c) de opzeggingen ingevolge artikel 44;

d) het overeenkomstig artikel 45 buiten werking treden van dit Verdrag;

e) de overeenkomstig artikel 46 ontvangen kennisgevingen;

f) de overeenkomstig het eerste en tweede lid van artikel 48 ontvangen

verklaringen en kennisgevingen.

Artikel 51

Na 31 augustus 1956 wordt het origineel van dit Verdrag nedergelegd bij

de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, die aan elke van de in

het eerste en tweede lid van artikel 42, bedoelde landen gewaarmerkte

afschriften doet toekomen.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd,

dit Verdrag hebben ondertekend.

Gedaan te Genève, de negentiende mei negentienhonderd zesenvijftig,

in een enkel exemplaar in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten

gelijkelijk authentiek.

31